woensdag 15 juli 2020

Betalen om traag te rijden

Ik heb het de voorbije jaren veel vaker ondervonden, maar wie op een zomerse dag ergens in de wilde natuur een wandeling maakt en daar een andere wandelaar tegenkomt, wordt zo goed als altijd uitdrukkelijk begroet: meer dan een hoofdknik, echt een wens voor een aangename dag. Ik kan me daar soms nog over verwonderen: in de stad is de gewoonte helemaal weg en begroet je alleen mensen die je kent. Natuurlijk moet je niet met een naïeve blik door het leven gaan en hangt het geluk van mensen niet eenvoudig af van de vraag of mensen elkaar groeten op straat. Maar ik moet erkennen dat deze eenvoudige gewoonte betrokkenheid doet ontstaan: al slaan wandelaars met elkaar niet (noodzakelijk) een praatje, door luidop te groeten beseffen ze wel dat ze lotgenoten zijn. Het doet me onwillekeurig denken aan de coronatijd: de "gemeenschappelijke vijand" die er op dat ogenblik volop was, maakte dat mensen zich veel meer bondgenoten voelden.
Vakantietijd roept me nog andere lock-down herinneringen voor de geest. Al is er overal veel minder druk autoverkeer, je komt ook automobilisten tegen, al dan niet met buitenlandse nummerplaat, die niet rijden aan de maximumsnelheid en op smallere plaatsen dus een mini-file doen ontstaan van gehaaste bestuurders, die al dan niet geërgerd, niet kunnen inhalen. Ik hoorde ooit zo'n automobilist zeggen: 'vakantie is de periode dat ik ervoor betaal om niet de maximumsnelheid te moeten rijden'. De tragere chauffeurs helpen de anderen eraan te herinneren dat er in dit leven ook nog wat anders is dan jachtigheid, verplichtingen en werkdruk, maar dat er altijd ruimte moet blijven voor menselijkheid. Toen er tijdens de lock-down zoveel minder automobilisten waren, trof het mij ook dat er doorgaans veel rustiger gereden werd.
Hopelijk onthouden we het wat beter - ook als deze coronadreiging ooit voorbij zal zijn - dat wij, nog wel in de eerste plaats, de roeping hebben om mens te zijn met en voor elkaar.

Tony, pastor