Kent u het dorp Roborst? Weet u waar het ligt? Ik had er nog nooit van gehoord. Het is een deelgemeente van Zwalm in Oost-Vlaanderen. Op de laatste zondag van februari ging ik er wandelen met mijn petekind en haar vriend. Het ligt op de Jan de Lichte wandelroute. Een wandeling die overwegend langs akkers en weiden voert en verschillende beken passeert. De streek was (is) bekend voor het kweken van waterkers (cresson) en op het dorpsplein van Roborst vind je dit beeld van de ‘Waterkersplukster’. Het onderschrift zegt ‘Wie de waterkers eert, de ziekte weert’. Dit onderschrift intrigeerde me en dus ben ik wat gaan zoeken op internet. De oude Grieken wisten het al: waterkers is een van de meest bijzondere planten met een weldadig effect op de gezondheid, kortom geneeskrachtig. Ze beschouwden het ook als opwekkend middel. Ook de oude Perzen zagen de witte waterkers als extra energieopwekkend middel en namen het in als ze grote inspanningen moesten verrichten. Het zijn de Romeinen die waterkers niet alleen als geneeskruid zagen maar er ook mee begonnen om het veelvuldig te gebruiken in de keuken. Zij verwerkten waterkers graag in salades. En dat doen wij nog altijd. In Zwalm is nog steeds een professionele kweker van waterkers. Guido Gezelle heeft er zelfs een gedicht overgeschreven: hij noemde het daarin ‘beeksala’, omdat dit de roep was van de Vlaamse waterkersventer in WalloniĆ«. Roborst ligt amper op 15 km van de taalgrens. Ik geef het hier graag mee, geniet ervan en weet als u nog eens waterkers op uw bord krijgt, dat het een groente is met een verre en rijke geschiedenis.
Hier is de man
uit Vlanderlan'
met, om u dienst te doene,
beeksala,
met beeksala, kersoene:
't is 't beste groen, gelooft mij, dat,
van al dat groene is: koopt mij wat
beeksala, beeksala!
Al volgeplukt,
de mande drukt
mij riemvaste op de leden;
beeksala,
vol beeksala, die 'k heden
gewied hebbe in den waterplas,
aan 't werk wanneer 't nog donker was:
beeksala, beeksala!
Met stok in d'hand,
uit Vlanderland,
zo kome ik, en de walen,
beeksala,
die beeksala betalen;
zij krijgen voor parli, parla,
twee soun, twee bondjes beeksala,
beeksala, beeksala!
Van mage en bloed
die krank is moet
om, pille en pot gelaten,
beeksala,
om beeksala, zal 't baten:
zij drijft al de oude dampen uit,
en kocht ge maar nen halven kluit
beeksala, beeksala!
'k Ben uitverkocht,
't is noene errocht;
'k gevoel 't aan mijn geweten:
beeksala,
maar beeksala, om te eten...
al met mijn moegekraaiden hals,
kardoefels doen meer deugd mij als
beeksala, beeksala!
Dan: op en weg,
Adieu, en 'k zeg:
wel moge ulieden allen
beeksala,
mijn' beeksala bevallen!
Zo vare ik voort en kom ter week,
al roepen door de waalse streek:
beeksala, beeksala!