‘Zij waren als schapen zonder herder.’
In dit kort stukje evangelie, tussen de zending van de leerlingen en de eerste broodvermenigvuldiging in, komt de blijvende spanning van ons christen zijn aan bod.
Zeker in deze vakantietijd zou je kunnen zeggen dat de eerste verzen van het evangelie vertolken wat we allemaal ervaren: “Het is goed er eens uit te zijn. We zijn toe aan welverdiende rust. Na inspanning is het tijd voor ontspanning.” Ieder mens moet van tijd tot tijd wat rust nemen om bij zichzelf te komen en daardoor ook bij God. Dat deed Jezus in zijn tijd en dat stelde Hij ook aan zijn leerlingen voor toen ze terugkwamen van hun pastorale en diaconale arbeid.“
Rust wat uit…” In het scheppingsverhaal staat het reeds: de zevende dag werd tot rustdag gemaakt; een rustdag die met regelmaat moest terugkeren.
En toch wordt vanuit de eerste lezing volledig de nadruk gelegd op de slotzin van het evangelie: “Hij had zeer met hen te doen, want ze waren als schapen zonder herder.” De rust is voor later!
We mogen hier Jezus weer herkennen als de ‘ware herder’ met hart voor zijn schapen, als diegene die altijd opnieuw wordt aangegrepen door de nood van mensen, van de zwaksten en de kleinsten eerst. Marcus benadrukt op deze manier dat God door en in Jezus omziet naar zijn volk.
Maar Jezus staat niet alleen als herder, want ook in dit evangelie worden de leerlingen nauw betrokken bij het gebeuren. Jezus kon en kan geen goede boodschap brengen buiten mensen, buiten
Pastor Chris