Als ik verdwaal
En er valt niets meer te halen
Vang je me op
Zelfs met troosteloze tranen
Je ziet me, je troost me, je viert me
En ik weet niet waarom
Je kiest me, je hoort me, verliest me
En ik weet niet waarom
Hoe jij ruikt
Is als thuis
Ik adem je in
Ik adem je uit
Wat je zegt
Maakt niks uit
Je ademt me in
Je ademt me uit
Ik zocht al die tijd al veels te lang
En veels te ver van mij
Nu breng jij me stilte
Ik adem je in
Je ademt me uit
Je ademt me uit
Geen kind hoort alleen te zijn
Dus mag ik met je mee?
Als ik achteroverval
Vang jij me meteen
Het is een lied over thuiskomen, over liefde, maar wat mij zo treft is dat ik er zo veel gelijkenissen in zie met het gekende gebed van Augustinus. Op die manier is zelfs een dergelijk popdeuntje te lezen als een gebed, als je de woorden van Augustinus in je achterhoofd houdt, hier in de vertaling van Huub Oosterhuis.
Veel te laat heb ik jou liefgekregen
schoonheid wat ben je oud wat ben je nieuw
veel te laat heb ik jou liefgekregen.
Binnen in mij was je, ik was buiten
en ik zocht jou als een ziende blinde
buiten mij, en uitgestort als water
liep ik van jou weg en liep verloren
tussen zoveel schoonheid die niet jij was.
Toen heb jij geroepen en geschreeuwd,
door mijn doofheid ben jij heengebroken.
Oogverblindend ben jij opgedaagd
om mijn blindheid op de vlucht te jagen.
Geuren deed jij en ik haalde adem,
nog snak ik naar adem en naar jou.
Proeven deed ik jou en sindsdien dorst ik,
honger ik naar jou. Mij, lichtgeraakte,
heb jij doen ontbranden. En nu brand ik
lichterlaaie naar jou toe, om vrede.
Pastor Gino