Men kwam dus in Stokkel de voorspraak van Maria vragen om beschermd te worden tegen of genezen te worden van ‘gesletenheid’. Een pientere parochiaan heeft eens voorgesteld: “we zouden de tekst van dat vaantje kunnen veranderen en ervan maken: ‘VERsletenheid’; dat zou meer succes hebben: Onze-Lieve-Vrouw van Stokkel, patrones tegen de versletenheid”.
Ik vind dat nog geen slecht gedacht. Verslijten doen we allemaal. We voelen het aan ons lichaam en in onze psychè. Onze aarde verslijt ook. De Kerk verslijt. Relaties verslijten. Op alles komt sleet. Onwillekeurig moet ik denken aan de versregels van Huub Oosterhuis in ZJ 930: “de mensen hebben zorgen, het brood is duur, het lichaam zwaar, en wij verslijten aan elkaar…” En aan dat deprimerende gezegde in het Frans: “tout passe, tout casse, tout lasse” - alles gaat voorbij, alles gaat kapot, alles raakt men moe.
Maria kan ons helpen om tegen dat gevoel van versletenheid in te gaan. Zij leert ons dat we er ons niet hoeven bij neer te leggen. Zij moedigt ons aan om te geloven dat het anders kan in onze wereld, in ons leven, in ons samenleven: “Iedere tijd opnieuw gaat zijn genade naar allen die eerbiedig met Hem leven, want geweldig is mijn God… Genade is zijn kracht, maar alle hoogmoed, al onze eigenwaan ontmaskert Hij… Alle machthebbers stoot Hij van hun tronen, arme en kleine mensen maakt Hij groot…” zingt zij in haar Magnificat. Maria leert ons inzien: het kan anders. Versletenheid is niet het laatste. Wij mogen bouwen op dat Mysterie van leven dat we God noemen, Hij die onverslijtbaar is en die alles nieuw kan maken.
En we mogen bidden:
Maria, Onze-Lieve-Vrouw van Stokkel, patrones tegen de versletenheid, bid de Heer dat wij jong van hart mogen blijven en openstaan voor zijn belofte: “Zie, Ik ga iets nieuws verrichten; het begin is er al: merk je het niet?” (Jes 43,19).
Pastor Benno.