woensdag 3 juni 2020

‘Anderhalvemeterliturgie’ en lichamelijkheid

Vandaag is het een belangrijke dag. Dan beslist de veiligheidsraad immers over de eventuele heropstart van de kerkdiensten. Wanneer u dit leest, weet u misschien al wanneer en onder welke condities. In ieder geval zal het een vreemde aangelegenheid zijn, die ‘anderhalvemeterkerk’. Wat volgens mij zeker zal ontbreken in die vieringen is de lichamelijkheid. We zullen immers op veilige afstand van elkaar moeten blijven, zingen zal niet toegelaten zijn, geen handen schudden of elkaar de vredeswens geven, de communie zal moeten gebeuren met zo weinig mogelijk lichamelijk contact tussen diegene die de communie uitreikt en diegene die ze ontvangt, geen besprenkeling met doopwater, ... Er zal dus geopteerd worden voor een liturgie die zo min mogelijk lichamelijk is. Nochtans is goede liturgie doordesemd van lichamelijkheid. Al onze zintuigen worden er aangesproken. We vieren immers niet enkel en alleen met ons verstand, maar met heel ons wezen. De liturgie die we de komende tijd zullen meemaken zal dus ongetwijfeld minder rijk en vol zijn. Ons lichaam zal wat op zijn honger moeten blijven. Maar misschien kunnen we de komende periode wel op zoek gaan naar nieuwe dingen die ons lichaam kunnen aanspreken. Zo zou bijvoorbeeld wierook opnieuw een prominentere rol kunnen krijgen in die ‘anderhalvemeterliturgie’. Wierook is de laatste tijd wat in de vergetelheid geraakt, zeker na het Tweede Vaticaans Concilie. Velen vonden en vinden dat wierook iets te preconciliair ruikt, en bijgevolg zijn veel wierookvaten verbannen naar de verste uithoek in de sacristie, waar ze verweesd stof staan te vergaren. Ikzelf heb nooit problemen gehad met wierook. Integendeel zelfs. Ik herinner me nog levendig hoe ik als kind kon genieten van de geur ervan toen ik misdienaar was en het wierookvat mocht hanteren. Je maakt het ook soms mee wanneer je tijdens een vakantie een kerk binnenkomt en je nog de wierookwalmen ruikt en soms zelfs ziet. Dan weet je dat er zopas echt liturgie is gevierd. Wierook heeft voor mij iets van het mysterie, van het verhevene. Wierook brengt mij dichter bij God. Huub Oosterhuis schreef ooit in één van zijn gedichten dat hij in de liturgie ook wel iets wil ruiken. Ik kan hem daar volledig in bijtreden. Waarom zouden we dus in deze nieuwe vorm van liturgie die we de komende weken en maanden zullen vieren niet opnieuw het wierookvat van onder het stof halen? Of als we dat wat te klassiek vinden, een wierookschaal voor het altaar plaatsen? Het zou ons misschien kunnen helpen om in een lichamelijk gestripte liturgie toch ons menszijn in zijn volheid aan te spreken.

Pastor Gino