Bij mij blijft er iets knagen. Het zal zijn, zoals in de andere sectoren van het publieke leven: allemaal veel minder, ingehouden, gematigd. Een restaurantbezoek, zonder dat je een menukaart krijgt en de ober een mondmasker draagt, een café waar je alleen zittend iets mag drinken, ver genoeg van alle anderen, een cultureel bezoek, op afspraak en met maximaal aantal bezoekers... En de kerk?
We weten nu dat er maximaal honderd mensen in de kerk mogen... als de kerk groot genoeg is. Ieder moet wel op anderhalve meter van zijn buren blijven (tenzij gezin): de capaciteit van de kerk is dus toch beperkt en zal eerder rond de vijftig draaien. We zullen niet zingen (wel orgel spelen), we zullen elkaar alleen op afstand vrede wensen. We zullen handen ontsmetten; de communiegever zal een mondmasker dragen, collecte bij de uitgang, niet napraten ...
Het zal misschien zijn zoals eindelijk thuiskomen na een lange omzwerving en dan je thuis helemaal anders vinden dan dat je het verlaten had. De tijd van wennen is nog niet voorbij.
De meest centrale vraag die ik mezelf stel is: en God in dit alles? Moeten we ons nu afvragen of we te weinig Eucharistie hebben gevierd of is de echte vraag of we al die tijd voldoende hebben gebeden - eventueel: samen gebeden? Komt de vraag of we ons thuis zullen voelen in de kerk, of is echte vraag of God er zal kunnen spreken, doorheen het Woord, recht tot ons hart? Als het niet om God draait, heeft de liturgie geen enkele zin. Als het wel om God draait, is al de rest maar decorum en bijkomstigheid. Het wordt wennen... maar laat dat ons niet beletten onze aandacht te richten op Hem, die ons samenbrengt...
Tony, pastor
In de Sint Vincentiuskerk werden de stoelen nu ook klaargezet. |