Ik was onlangs bij een bevriende middenstander, waarvan ik niet wist hoe hij stond tegenover geloof. Hij maakte even tijd voor een gesprekje. “Ik denk”, zei hij op een bepaald moment, “dat er toch meer mensen zijn die geloven dan je op het eerste gezicht zou zeggen”. Van de gevangenisstage van diaken Dirk heb ik onthouden dat je je drie keer – op zijn minst – moet inhouden wanneer je luistert, dus vroeg ik enkel wat hem ertoe bracht om dat te zeggen. Na een korte stilte vertrouwde hij mij toe dat hij vroeger in zijn zaak een kruisje had gehangen; het klonk als een bekentenis. Zijn moeder had daar nog voor gezorgd. Toen ze recenter het interieur hadden vernieuwd, had de adviserend architect gezegd dat zijn zaak zich zou moeten kunnen richten naar alle klanten en het daarom beter was om geen kruisje te hangen. Daarom had hij het weggenomen. Vervolgens liet hij mij even achter de toonbank komen. Daar, aan de binnenkant van het meubel, hing het, waar niemand in de winkel het kon zien, maar hij er zelf er tegelijk niet naast kon kijken.
Op het feest van Lichtmis moet ik daar onwillekeurig aan denken. Maria en Jozef brachten Jezus op zijn veertigste dag naar het tempelplein, waar alles zijn gewone gang ging. Behalve voor twee mensen – Simeon en Anna – bleef zijn aanwezigheid helemaal verborgen. Alleen de beide genoemden merkten zijn aanwezigheid en zijn voorzagen hoezeer Jezus licht zou stralen voor mensen.
Lichtmis is niet het feest van het “nu reeds” zien, maar van "de belofte van het zullen" zien.
Tony, pastor