vrijdag 26 februari 2021

Een tegengif voor alles wat lelijk is

Ik weet niet of jij een Klara-luisteraar bent, maar zelfs als je dat niet bent, zal het je ongetwijfeld niet ontgaan zijn dat vorig weekend de jaarlijkse ‘Klara-top-100’ werd uitgezonden. Gedurende twee dagen mogen we dan luisteren naar de honderd beste klassieke nummers door de luisteraars zelf samengesteld. En altijd is het spannend om dan de zondag rond kwart voor 6 ’s avonds te vernemen wie de nummer één is geworden. De laatste jaren was dit meestal het ‘Stabat Mater’ van Pergolesi, en dit in hoge concurrentie met het ‘Erbarme Dich’ uit de Mattheuspassie van Bach. Als grote Bach-liefhebber supporter ik altijd voor het 'Erbarme Dich'. Ik heb het nummer nu wellicht al honderden keren beluisterd, maar nog steeds krijg ik er telkens opnieuw kippenvel van, en dit al vanaf de eerste noten. Ik was dan ook heel blij dat er maar liefst twaalf van de honderd nummers in de Klara top 100 van Bach zijn, en dat het ‘Erbarme Dich’ op nummer twee staat, dus nog voor het ‘Stabat Mater’. Maar dit jaar kregen we een nieuwe nummer één, meer bepaald ‘Spiegel im Spiegel’ van Arvo Pärt. Het stond bijna in de sterren geschreven dat dit ooit de nummer één zou bereiken. De muziek van Pärt is tegenwoordig immers enorm populair. Sommigen betreuren het dat Pärt geniale reuzen als Bach of Pergolesi van de troon kan stoten. Er is de afgelopen week dan ook in de media reeds heel wat reactie gekomen op deze nieuwe nummer één. Sommigen vinden de muziek van Pärt immers veel te simpel, veel te veel op het innerlijke gericht, te sentimenteel, te simplistisch, te veel ‘behangmuziek’. Vraag is of dit wel terecht is. Want ook al is deze muziek op het eerste zicht heel eenvoudig, ze is toch heel strak van constructie. Zo ook ‘Spiegel im Spiegel’. Het is een stuk uit 1978, door Pärt geschreven na een lange periode van bezinning waarin hij zich verdiepte in de Gregoriaanse muziek en zich bekeerde tot de Orthodoxe Kerk. Het stuk is geschreven in de voor Pärt bekende ‘tintinnabuli-stijl’. Een ‘tintinnabulum’ is een klokje, en in de muziek van ‘Spiegel im Spiegel’ weerklinkt dit klokje in de voortdurende drieklank van de piano, terwijl de viool daar bovenuit meandert in lange tonen. De titel van het werk verwijst naar het fenomeen wanneer je kijkt in twee spiegels die tegenover elkaar geplaatst zijn. Dan zie je als het ware een reeks spiegelbeelden die eindeloos zijn. En het is precies die eindeloosheid en eeuwigheid die Pärt in dit stuk wil oproepen. Eigenlijk is het dus religieuze muziek, weliswaar minder uitgesproken dan Bach, maar misschien wel ideaal voor de hedendaagse mens. En dat het stuk op nummer één staat is een teken dat we vandaag meer dan ooit nood hebben aan iets dergelijks. En dit niet enkel in coronatijd, want Pärt is al langer populair. Zijn muziek helpt ons om doorheen die eenvoudige schoonheid van klanken een glimp op te vangen van de essentie van het bestaan, van datgene wat er echt toe doet. In die zin is zijn muziek als een icoon, het cirkelt rond een middelpunt en wil in een klankomgeving de luisteraar binnentrekken om in aanraking te komen met dit middelpunt. Is dat niet ten diepste religieus te noemen? In elk geval is de meditatieve muziek van Pärt een tegengif voor alles wat lelijk is, zoals de Nederlandse schrijver en regisseur Paul Hegeman ooit zei. Geniet dus maar met volle teugen van dit tegengif!

Pastor Gino