“Hoor, daar is mijn geliefde; kijk, daar komt hij aan, over de heuvels snelt hij voort. Mijn geliefde is als een gazel, hij lijkt wel het jong van een hert. Nu roept mijn geliefde en zegt tegen mij: sta op, mijn liefste, kom toch, mijn schoonste. Kijk maar, de winter is voorbij… Mijn duif, die u verscholen hebt in de kloven van het gesteente, in de holten van de rotsen, laat mij uw gezicht zien, laat mij uw stem horen, want uw stem is zo mooi, uw gezicht zo lieftallig”. Prachtige woorden uit een liefdesgedicht. Maar wel een liefdesgedicht uit de bijbel: het Hooglied (2,8-14). We lezen deze poëtische woorden als eerste lezing op deze 21e december. Ze kondigen het evangelie van deze dag aan: het bezoek van Maria aan Elisabeth, dat we dit jaar ook de voorbije zondag al lazen. En zo begrijpen we: de geliefde uit het Hooglied die “over de heuvels voortsnelt” is Jezus in de schoot van Maria. Want “in die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland”, vertelt ons dit evangelie (Lc 1,39-45).
De geliefde snelt voort over de heuvels, Maria reist met spoed naar het bergland, met Jezus in haar schoot. God is gehaast. Als wij iemand graag zien, willen we zo vlug mogelijk bij hem of haar zijn. Zo is ook God. Hij ziet ons graag. Hij zegt ons vandaag met de woorden van de geliefde uit het Hooglied: “Sta op, mijn liefste, kom toch, mijn schoonste. Mijn duif, die u verscholen hebt in de rotsen, laat mij uw gezicht zien, laat mij uw stem horen, want uw stem is zo mooi, uw gezicht zo lieftallig”. In Jezus is God naar ons toegekomen. Hij roept ons toe om niet gelaten bij de pakken te blijven neerzitten, maar om op te staan, rechtop, en ons niet langer voor Hem te verstoppen, maar naar Hem toe te komen. Hij wil onze stem horen, ons gezicht zien, bij ons zijn, van onze aanwezigheid genieten. En samen met ons wil Hij met spoed naar onze medemensen gaan.
Pastor Benno.
|
“Mijn geliefde is als een gazel” © Pixabay |