Het is een uitdrukking die alles heeft om ons aangenaam in de oren te klinken. Variëren is immers een geliefd werkwoord. Vraag dat maar aan wie ’s ochtends voor de kleerkast staat of aan degene die de ingrediënten wil aankopen voor de dagelijkse maaltijd. Het is namelijk ons beste wapen tegen één van de grootste verwijten die we kennen: saaiheid. Gelukkig kunnen we variëren! Als een haast dubbelop wordt daar het woord “nieuw” aan geplakt, vanouds één van de beste verkoopargumenten (‘nieuw recept’, ‘nieuwe uitbater’, ‘nieuw model’…): dat iets zo aantrekkelijk maakt dat het onmiddellijk wil doen kopen, het haast magische woordje “nieuw” dat redding belooft uit de verveling.
En zie nu. “Nieuwe variant” klinkt in onze dagen beangstigend, ronduit als een bedreiging. We hebben het immers over een nieuwe gestalte van een virus, die ons hele leven weer dreigt onderste boven te gooien. Ineens blijkt hoezeer “varia” klinkt als “grabbelton”, “rommeltje” zeg maar, of hoe “variété” – een allegaartje van spektakelstukken – de bijklank heeft van “oppervlakkigheid”. Was “rustige vastheid” nu een verwijt of juist een diepgaand compliment?
Wat als de Advent van mijzelf nu eens een nieuwe variant deed ontstaan? Eéntje met geduld, toegankelijk voor anderen, steeds meer open, niet zo betrokken op banale alledaagsheid, maar juist gedreven door een diepte, waarvoor we nog naar de woorden zoeken? Eigenlijk is het niet eens een variant, het is misschien gewoon de persoon, die ik altijd al was, maar nooit durfde zijn. En het beste: dit alles niet als antwoord op een moraliserend gebod, maar als een reactie op een diep verlangen omwille van een Kerstkind dat geboren wordt en mij appelleert. Zingen we niet “we werden nieuw” (of is het “echt?”) “geboren toen de mens Jezus kwam?” Dat zou pas een nieuwe variant zijn!
Tony, pastor