Ik fiets in de vroege ochtend naar het vicariaat en wordt opnieuw getroffen door de rust van de stad op dit uur. Welk verschil met vorige week. De Amerikaanse president was toen in de stad, ik fietste onder andere voorbij de ambassade waar hij sliep en was wel onder de indruk van het machtsvertoon: zo'n hele kleine ring, die in de volle breedte vol blauwe zwaailichten staat en waar alleen een onschuldig (lijkende) fietser als ik nog door mag, is bepaald indrukwekkend. Dat is dus allemaal voorbij, terug naar de orde van de dag. De stad straalt in dit ochtenduur weer rust uit, alsof het nooit anders was geweest.
Is het zo dat we naar de pandemie zullen kijken als ze helemaal voorbij is? Misschien wel. Aan deze ellendige periode willen we liefst niet meer herinnerd worden, laten we maar zo snel als mogelijk terugkeren naar de orde van de dag, en dit alles vergeten alsof de voorbije maanden niets anders dan een boze droom waren. Ik zou me kunnen voorstellen dat mensen er zo naar kijken.
En toch. Heeft deze periode dan geen enkele waarde gehad? Ik wil er toch graag van onthouden hoeveel wij elkaar nodig hadden. Toen het erom spande, was er geen "ieder voor zich". De hevigste propagandisten voor een individualistische samenleving, hebben al die tijd hun mond gehouden. Zijn we dan toch gemeenschapswezens, voor elkaar gemaakt?
Het is allicht maar een droom, maar stel je eens voor dat in de toekomst elke kus, elke handdruk, elk fysiek contact, elk etentje dezelfde intensiteit zou hebben dan de eerste die op de lockdown zullen volgen - en dat voor de rest van ons leven... Zou dat geen geweldige kleur geven aan ons bestaan? Ik ben niet zeker dat we met "vergeten" echt zoveel beter af zijn...
Tony, pastor