Als je graag in de bossen van de Ardennen gaat wandelen: wacht nog een beetje. Want het jachtseizoen is geopend en je loopt het risico tegen een lading hagel - of erger: zwarte sneeuw - aan te lopen of een grote omweg te moeten maken... Vandaag is het immers Sint Hubertus, de patroon van de jacht en dus de opening van de tijd van de jagers. Het behoort tot mijn vroege herinneringen dat ik met mijn ouders op bezoek was bij een groottante, die enkele stukjes hubertusbrood van jàààren ervoor te voorschijn haalde. Ja, de oude traditie bestond toen nog veel meer dat op Sint Hubertus, na de mis, brood gewijd werd dat vervolgens aan mens en dier te eten werd gegeven tegen hondsdolheid. Het gewijde brood zag er nog helemaal intact uit en was ondanks de jaren ouderdom helemaal niet beschimmeld. Ik herinner mij dat er een rilling door mij heenging: was het de wijding die ervoor had gezorgd dat het brood niet beschimmelde en tot dat moment bewaard bleef? Het leek een zichtbaar teken van Gods aanwezigheid... Ik mocht een stukje opeten. Dat voelde heel plechtig, maar viel anderzijds eerlijk gezegd niet zo goed mee, want het was nog wel eetbaar, maar het was steenhard. (Ik begrijp nu dat het evengoed de uitdroging was, die de schimmels geen kans hadden gegeven...). (Het dringt ook nu pas tot mij door dat mijn groottante mij een stuk brood gaf dat eigenlijk bedoeld was tegen hondsdolheid. Zou ik er (toen al) zo bedreigd uit gezien hebben? En heeft het brood ook geholpen? Sta me toe, lezer, dat ik het aan u overlaat om dat te beoordelen... )
Ik bewaar er in elk geval een erg warme herinnering aan. Het was de tijd dat God gewoon aanwezig was in een stuk brood en niemand daarvan opkeek. "Als een mantel, om mij heengeslagen", zoals een kerklied zegt. Anderzijds leidde het ook niet tot verwondering. Het is toch pas in de verwondering dat ik God echt ontmoet in mijn leven? Misschien nog meer vandaag, dan toen.
Tony, pastor