Maar vorige vrijdag was het toch anders. Ik ging ook kleren kopen en deze keer verheugde ik er mij eigenlijk zeer sterk op. En het was niet bij de deur, een goede raadsman en ik zijn met de auto naar Brugge gereden. Naar Arte-Grossé, één van de weinige Belgische fabrikanten en verkopers van liturgische kledij. Ja, want een diaken moet toch ‘deftig’ gekleed zijn: albe, diakenstola’s (het ‘sjaaltje’ dat, in tegenstelling tot dat van de priester, over de linkerschouder wordt gedragen, zo een beetje als een ‘studentenclublint’) en dalmatieken (overkleed met mouwen, in tegenstelling tot de kazuifel van de priester die mouwloos is) in de vier liturgische kleuren (wit, groen, rood en paars).
In het begin voelt dit allemaal onwennig. Een albe dragen ben ik ondertussen, sinds de start van mijn misdienaarscarrière, gewoon. Maar een stola of een dalmatiek had ik nog nooit gedragen. En dan de motieven kiezen. Daar wil je toch een beetje over nadenken, want het is zo dat de mensen je gaan zien. Het moet mooi zijn, maar toch niet te overdadig. Aantrekkelijk, maar toch niet te opvallend. Het is allemaal goed gelukt. Mooie stoffen, met o.a. symbolen waar ik me als Santiago-pelgrim en oud-Chiroleider goed bij voel.
Ik heb me dus bekleed, misschien niet met de nieuwe mens maar toch al vooruitlopend op mijn nieuwe ‘levensstaat’ als diaken. Hopelijk mag dit bijdragen om mij naar de Heer gewend te houden. Alleszins, ik ben gereed, ik blaak van vuur en ik verwacht het uur. (Vrij naar Zingt Jubilate 527 – Bekleedt u met de nieuwe mens).
Bijna-diaken Dirk