Maar hoe kom ik er nu toe om over ezels te schrijven in deze coronatijd? Er zijn een aantal redenen voor te vinden. Een vriendin stuurt regelmatig grappige foto’s en filmpjes door om de moed erin te houden. Heel recent stuurde ze een spotprent waarop stond: ‘Dokters hebben reeds 80% van de bevolking kunnen overtuigen om binnen te blijven. Nu is ’t aan de dierenartsen om de overige 20% ezels te overtuigen.’ Ik vond dat het eigenlijk afbreuk deed aan de echte ezels. Die stoten zich geen twee keer aan dezelfde steen, zegt het spreekwoord. Dus zouden ze al geleerd hebben uit de eerste lockdown. Maar een belangrijker reden was een artikel in Leef (CM Gezondheidsmagazine) van deze week: ‘Van een ezel kun je veel leren’. Het gaat over het ezelopvangcentrum Anegria in Sint-Gillis-Waas waar vrijwilligers met en zonder een verstandelijke beperking samenwerken. De vrijwilligers komen er, nu met mondmasker, om de ezels te verzorgen. Maar ze leren ook iets van de ezels. ’Ze zijn heel nieuwsgierig naar anderen. Dat is een mooie eigenschap. Als je in de wei stapt, zoeken ze heel benieuwd contact met jou.’
Misschien kunnen we in deze coronatijd leren van de ezels en nieuwsgierig zijn naar mensen en contact zoeken om ervoor te zorgen dat we samen door de crisis geraken. Een beetje ‘ezelachtige’ koppigheid komt dan zeker van pas om het vol te houden.
Tot slot, nog een aanrader: het boek ‘Ambers ezeltje’ geschreven door Julian en Tracy Austwick met Ruth Kelly. Het is het hartverwarmende, waargebeurde verhaal over de unieke vriendschap tussen een meisje en een ezeltje.
Chris Ruelens