De nachtklok was nog niet helemaal voorbij, toen ik door een straat fietste. Ik was helemaal alleen, met uitzondering van een man, die eenzaam aan de deur van een bescheiden hotel een sigaretje stond te roken. Geen idee wie het was: hij zag er niet uit als de nachtwaker op het einde van zijn shift. Misschien was het een gast die net een (late) nachtelijke babbel achter de rug had. Misschien was het iemand die niet kon slapen en hoopte dat hij na een trekje toch nog een paar uur zou kunnen doorslapen. Het moment zag er aantrekkelijk uit: zo even in een vreemde stad kunnen staan zonder gedachten: gewoon ‘verdwalen’ in het nu-moment. Hoeveel zou je daar niet voor geven? (Neem nu die grote politieactie van vorige week: elk (van de vele) in beslag genomen tonnen drugs was bedoeld om verkocht te worden aan één miljoen mensen die elk een gram kopen. Eén miljoen…! Wie zijn al die mensen en wat hopen ze te verwerven? Gewoon even gedachten op “nul” en alleen maar verblijven in het nu?) Het is de aantrekkelijkheid van “het verre”, “het onbekende”, waar ik hoop te vinden wat hier zo schaars is.
Het is natuurlijk een illusie. Ook de man aan dat hotel heeft meer dan waarschijnlijk het hoofd vol gedachten: aan wat voorbij is of aan wat hem vandaag allemaal wacht – alweer een harde onderhandeling of een moeilijke reis naar huis of weet ik veel: je zou voor minder slapeloos zijn…
Vanwaar toch de aantrekkelijkheid van zo’n gedachteloos moment? Het lijkt wat op proberen je eigen schaduw te vangen: hoe harder je probeert, hoe minder het lukt. Het is maar door stil te staan, dat je er nog het dichtst bij komt…
Zou dat de sleutel zijn? Niet het verlangen naar sigaretjes aan hoteldeuren, naar treinen met verre bestemmingen of naar een ‘verlossende’ gram heeft resultaat, maar het stil vallen en de tijd nemen (maken!) om bij jezelf te komen? Het is alleszins de eerste stap van elk echt gebed.
Tony, pastor