woensdag 28 april 2021

Ik ben blij 's morgens naar mijn werktafel te kunnen gaan.

Deze wat verrassende uitspraak tekende ik vorige week op uit de mond van een toevallige gesprekspartner. Het ging met name over iemand die uit een moeilijke periode van ziekte kwam en danig was afgemat door de medicatie, dat geen 'uitrusten' de vermoeidheid kon wegnemen. Gelukkig was dat ondertussen voorbij, want niet alleen ging de vermoeidheid weg; de energie was weergekeerd, met dus nu de enthousiaste vaststelling dat er bij het opstaan 's morgens blijdschap was omdat de werktafel er uitnodigend bij lag...
Het trof mij. Hoeveel mensen trekken er niet, dag in dag uit, met lemen voeten naar het werk? Hoeveel mensen, die nu bezig zijn met het verplichte covid telewerk thuis, zijn er niet die juist een diepe afkeer hebben van hun werktafel thuis waaraan ze 'de hele dag' 'gekluisterd' zitten? Kan het waar zijn dat als je in een diepe nacht hebt gezeten, zelfs deze door velen als saai aangevoelde bezigheden, in als eentonig ervaren omgeving, bron kunnen zijn van echte blijdschap? Ik moet zeggen dat ik toch wat verbluft ben.
Ach... zullen we nog wat zeuren omdat de restaurants niet open gaan? Zullen we nog wat klagen over het gebrek aan culturele manifestaties, of, nog veel erger: het feit dat we van de mogelijkheid beroofd zijn om om in de kerk te kunnen vieren? Ik wil dat allemaal zeker niet ridiculiseren: natuurlijk zijn al die dingen belangrijk en de pijn die we voelen omdat dit alles er niet is, is ook echt. En toch. Een beetje perspectief kan helpen om de zaken toch wat anders te zien. Zou het echt noodzakelijk zijn dat iemand zo heel diep gezeten heeft vooraleer hij of zij kan blijdschap vinden in het alledaagse?
En als we ons nu eens zouden toeleggen op de kunst van het "gelukkig zijn"? Ik heb alvast wel een ideetje in welke richting ik het zou gaan zoeken...

Tony, pastor

©Pixabay