woensdag 25 maart 2020

Opzij, opzij, opzij...

Zo begint een liedje van Herman Van Veen dat de jachtigheid (en vooral de oppervlakkigheid) van ons leven uitzingt (weliswaar al 41 jaar oud...).



Ik moet eraan denken terwijl ik het hoofdartikel in de krant lees. Het draait rond een pertinente vraag: hoe zal het leven zijn nà de corona tijden? Gaat alles voort zoals vroeger, alsof dit alles slechts een anekdote is geweest, of wordt dit een moment om eens over ons leven na te denken en dingen misschien anders aan te pakken? Het verschroeiende levensritme van altijd (bron van zoveel burn outs enz.) is stilgevallen. En het wordt toch lente. De lucht wordt beter, de stad is meer leefbaar...
Dat kan dus toch allemaal?
De centrale vraag wordt echter (nog) niet gesteld: gaan we bereid zijn te doen met minder? Misschien hebben we ons af en toe wel wat gedragen als verwende kinderen die het moeilijk hebben met beperkingen. Maar ligt daar niet de sleutel: als we kunnen leven met beperking, mag het leven ook in de gewone dagen best wel rustiger zijn (en krijgen we, op een ander vlak, misschien wel méér...?) Anders gezegd: het is inderdaad de vraag van de veertigdagentijd....

Tony, pastor
Dat er dingen veranderen kan wel kloppen: aan het zebrapad, waar ik dagelijks in alle vroegte oversteek, gebeurde het vroeger soms minder dan één keer per week dat een automobilist mij liet oversteken... De voorbije drie dagen is telkens de eerste chauffeur blijven staan. Toeval of worden we effectief andere mensen?