(Ik herinner mij van vroeger nog een parochiaan die heel edelmoedig ging boodschappen doen voor enkele oudjes in haar straat. De oudjes waren zestig, zelf was ze de tachtig (!) voorbij. Ik kom bijna zelf in de leeftijd waarop ik door haar bediend had kunnen worden...)
De veertigdagentijd is de periode bij uitstek om stil te staan bij de vergankelijkheid - ook van jezelf. Aswoensdag begint immers met de oproep "bedenk mens dat ge stof zijt en tot stof zult weerkeren". We zijn dus in het 'juiste' tijdvak voor dit soort beschouwingen; precies vandaag trouwens juist halfweg.
Als ge dan stilstaat bij alles wat vergankelijk is en voorbij gaat, dan zou een zekere moedeloosheid je kunnen overvallen. Is niet àlles voorbijgaand? Moet je uiteindelijk niet alles afgeven, inclusief jezelf? Kan er misschien iemand iets noemen dat wél zou blijven?
Ik denk dat dat kan: het is de liefde. De liefde waarmee ik heb bemind - zeker daar waar het mij heeft gekost - gaat niet zomaar voorbij - ze is misschien blijvend. Hoe vers kunnen de oudste herinneringen zijn als het over liefde gaan? Dat brengt je naadloos bij verrijzenis - niet toevallig de (soms onverhoopte) finale van deze misschien somber ogende tijd...
Tony, pastor