De cantate in kwestie schreef Bach voor Drievuldigheidszondag, mogelijk 16 juni 1726. Als tekst gebruikte Bach een gedicht van theoloog en predikant Johannes Olearius (1611-1684), een streekgenoot van Bach. In het besef dat je het mysterie van Gods Drievuldigheid niet kunt uitleggen, schreef Olearius een lofdicht op de Drieëne God. Mij trof dat hij de Vader ‘mijn licht’ noemt, de Zoon ‘mijn heil’ en de Heilige Geest ‘mijn troost’. Bach zette dit gedicht op muziek voor koor, solisten en instrumenten. In de ‘Bach-Werke-Verzeichnis’ -de nummering die gebruikt wordt om de werken van Bach aan te duiden- kreeg dit werk het nummer BWV 129.
Er zijn van dit feestelijke werk meerdere besprekingen, die u ook kan vinden op internet. Alleen dit. Bach gebruikte graag getallensymboliek. Het ligt voor de hand dat hij op Drievuldigheidszondag iets doet met het getal drie: drie trompetten, drie solisten (bas, sopraan, alt)… Dat kunt u mooi zien en horen in het bijgevoegd filmpje. En midden in de vierde strofe klinken de instrumenten plots ‘unisono’ (als één klank) samen met de gezongen woorden: “Gott Vater, Gott der Sohn und Gott der heil’ge Geist” als een muzikale uitdrukking van de eenheid van Vader, Zoon en Heilige Geest.
Als u tijd hebt (of misschien vanavond?) kunt u als bezinning de volledige cantate beluisteren en bekijken. Ze duurt een goede twintig minuten. De tekst kunt u googelen: u tikt gewoon ‘BWV 129 tekst Nederlands’ in.
Het mysterie van God zullen we nooit begrijpen in dit leven. Maar muziek en poëzie kunnen ons helpen om iets van Hem aan te voelen…
Pastor Benno.