Onlangs mocht ik de mooie tentoonstelling ‘De kleine Prins tussen de mensen’ bezoeken: over het boekje ‘De Kleine Prins’ en over het leven van de auteur: de Franse piloot en schrijver, Antoine de Saint-Exupéry (1900-1944). Als schrijver werd hij gedreven door de vraag: “wat kun je, wat moet je aan de mensen zeggen?”. In de zin van: wat kan je aan de mensen zeggen dat voor hen zinvol is, dat hen voorthelpt, dat hen vrede geeft en het samenleven gelukkiger maakt? Het is een vraag die wij christenen ons ook stellen, op onze manier: hoe brengen we de boodschap van Jezus over aan de mensen van vandaag? Want die boodschap maakt ons leven zinvol, geeft ons vrede en kan ons samenleven gelukkiger maken. Maar hoe kunnen we dat doen aanvoelen aan anderen? Wat kunnen we aan onze medemensen zeggen over Jezus en het evangelie? En met welke woorden kunnen we dat doen? Of kan het alleen met daden, door onze manier van leven? Het is de ham-vraag voor ons, christenen van deze tijd, en waarschijnlijk voor de christenen van alle tijden. Maar wat we zeggen en doen moet wel ‘echt’ zijn: je kan anderen niets leren over geluk als je zelf niet gelukkig bent, je kan geen vrede overbrengen als je zelf niet in vrede bent.
Misschien heeft de Kleine Prins wel een stukje antwoord op onze vraag:
“De mensen van bij jou, zei de kleine prins, kweken vijfduizend rozen in dezelfde tuin… en ze vinden er niet wat ze zoeken…
-Ze vinden het niet, antwoordde ik…
-En nochtans zou wat ze zoeken, kunnen gevonden worden in één enkele roos of een beetje water…
-Natuurlijk, antwoordde ik.
En de kleine prins voegde eraan toe:
-Maar ogen zijn blind. Men moet zoeken met het hart” (hoofdstuk 25).
Pastor Benno.
|
© pexels - cottonbro |