”Allen aten tot ze verzadigd waren.”
Op deze 12de zondag door het jaar C nemen we de lezingen van Sacramentsdag.
We beluisteren het evangelie van de broodvermenigvuldiging.
Alle evangelisten (Marcus en Matteüs zelfs tweemaal) vertellen het verhaal van de broodvermenigvuldiging. Alle vier leggen ze de nadruk op de overvloed: eten, verzadigd worden én overhouden; het is het beeld van de toekomst die God met ons voorheeft. God wil dat mensen leven hebben in overvloed, dat alle mensen tot hun recht komen, dat niemand iets tekort komt.
Maar hoe kan dat gebeuren? Is dat alles niet een verre toekomstdroom, een utopie, mooi maar onbereikbaar? De leerlingen van Jezus hadden er aanvankelijk ook zo hun vragen en twijfels bij. Er wordt tegengesputterd: “We hebben maar vijf broden en twee vissen. Moeten we dan eten gaan kopen voor al die mensen?” (Lc. 9, 13) Maar nadien worden ze gewillige medewerkers om het wonder te laten gebeuren. Want ‘delen kan maar wonderen doen’ als we erin geloven, als we dezelfde stap zetten als de leerlingen, van twijfel naar geloven en meedoen omdat Jezus het vraagt.
Als we blijven steken bij onze twijfels, dan doen we niets. Dan houden we de zaak al van op voorhand voor bekeken. Delen, van ons bezit maar ook onze vriendschap en liefde, kunnen we pas als we weten waar ons ‘echte’ geluk ligt. Echt geluk is geven! Wie gul is in het geven, zal merken dat hij of zij terugkrijgt en overhoudt.
Pastor Chris
Het verhaal van de Indische bedelaar van Rabindranath Tagore
Een bedelaar vertelde: “Eens ging ik bedelen van deur tot deur, de magere bedelzak over de schouders geslagen, toen een gouden wagen als een prachtige droom in de verte verscheen en ik dacht: wie zou wel die koning der koningen zijn? Hoog steeg mijn verwachting, en ik dacht dat mijn kwade dagen van bedelen nu wel ten einde waren. In mijn verbeelding zag ik al uit naar de giften die mij ongevraagd zouden gegeven worden, en naar mijn rijkdommen overal uitgestrooid in het stof. Groter werd nog mijn verwachting, toen de wagen naast mij stilhield. De blik van de koning trof mij, en met en glimlach daalde hij af en kwam naar mij toe. Nu was het geluk van mijn leven eindelijk gekomen.
Opeens hield hij de rechterhand op en zei: “Wat heb jij mij te geven?”
Neen! Dat was een koninklijke grap, zo de hand bedelend open te houden voor een bedelaar.
Ik stond daar… bedremmeld en besluiteloos… en nam toen langzaam uit mijn bedelzak een klein korreltje graan en gaf het aan de koning.
Maar hoe groot was mijn verrassing toen ik aan het eind van de dag mijn zak leegschudde op de vloer, en een klein korreltje goud vond in de armzalige hoop.
Ik weende bitter en wenste dat ik het hart had gehad om alles te geven.”
De Wonderbare broodvermendigvuldiging: reliëf in de St. Matthäus Kirche, Alftere |