De Oosterse christenen vieren dit feest uitgebreid. Bij deze gelegenheid wordt het water (van een nabije rivier of in een vat in de kerk) gezegend. Want door af te dalen in het water van de Jordaan heeft Jezus het water ‘geheiligd’: klaargemaakt om doopwater te worden. Het water dat ook symbool is van chaos en dood (denken we maar aan overstromingen), wordt water dat leven voortbrengt.
Op de Oosterse iconen van het Doopsel van Christus wordt de Jordaan afgebeeld als een donkere spelonk, als het ware een rotsgraf waarin water stroomt. De Oosterse liturgie spreekt op dit feest dan ook over “het vochtige graf”. Dat verwijst naar het graf van Jezus. Het afdalen van Jezus in de Jordaan is al een aankondiging van zijn afdaling in het dodenrijk en zijn verrijzenis. Zoals ook het doopsel van de christen en het leven als gedoopte het begraven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe mens inhoudt.
Zo maakt het feest van Christus’ Doop de overgang van het kerstmysterie naar het paasmysterie. Samen vormen ze het ene Christusmysterie, waaraan wij door ons doopsel deelhebben en dat we beleven mogen, dag na dag, in gewone en buitengewone tijden: wij zijn broers en zussen van Jezus, veelgeliefde kinderen van God, geroepen om te leven.
Pastor Benno.