De volgende dag - juist de tweede verjaardag van de eerste lockdown - had ik blijkbaar af te rekenen met een buikgriep. Gelukkig niet positief getest op covid, maar toch maar thuis gebleven. Hinder is één zaak, maar niemand besmetten is toch een ander. Afspraken konden gelukkig thuis afgewerkt worden.
De dinsdag leek alles in orde, goede nacht gehad. De jas al aan om naar het vicariaat te vertrekken, toen ik er mij bewust van werd dat ik toch nog niet helemaal in orde was... twijfel... zelftest en een héél aarzelend... tweede streepje. Het bleek waar: weinig later volgde een positieve pcr test en had ik een week huisarrest (wat ik zelfs als adolescent nooit voorgehad) Vreemd hoe de drukste week van het jaar in geen tijd de kalmste werd. Telewerk en videovergaderingen lieten mij nog wel iets redden - ik was ook niet zo ziek: een beetje koorts en amper méér snotneus dan anders. Maar het meeste werd gewoon geschrapt. Ineens een zee van tijd.
Eigenlijk was het een buitenkans. Als al de drukte plots wegvalt en het leven toch gewoon verder gaat... was er dan aanvankelijk niet veel illusie bij? Een mens vindt misschien wel graag dat hij belangrijke dingen te doen heeft, maar hoeveel is daarbij dat er echt toe doet? Het maakt bescheiden, voetjes op de grond en tegelijk dankbaar. Mijn eerste genademoment van de week.
En dan is er dat onwaarschijnlijk groot aantal mensen die hulp boden en zo teken van genegenheid gaven - al had ik aan niemand gezegd dat ik ziek was. Een tweede genademoment.
Toen ik een week later, opnieuw op maandag, weer voor dag en dauw met de fiets op de baan mocht heb ik daar meer deugd aan beleefd dan in jaren. Derde genademoment.
Is dat ook niet het wezen van de veertigdagentijd, dat beproeving en buitenkans meestal hand in hand gaan...?
Tony, pastor