Het doet me denken aan onze kerkpraktijk deze dagen, waar ik velen hoorden zeggen dat ze de vieringen hebben gemist, maar wel troost vonden in het aanbod dat er her en der toch werd gedaan.
Maar dieper nog: het je anders kleden om wie je bent, om wat je mist, om wat je verlangt, is in ons geloof een wezenlijke symboliek. De gedoopte krijgt (pas na het moment van de doop!) een wit kleed aan. De priester draagt in de liturgie een wit gewaad. Het zijn manieren om onze verbondenheid met Christus uit te drukken: wit is namelijk de kleur van de Verrezene en ons wit drukt uit dat we bij Hem willen horen (of in het geval van het doopsel: bij Hem horen, of in het geval van de liturgie: Hem vertegenwoordigen). Dragen we als gedoopten niet allen 'een wit kleed' omdat we 'van Hem zijn' en 'met Hem aan de dood van de zonde zijn ontsnapt om te leven: bevrijd voor de liefde'? Akkoord: het heeft in een zeker mate iets "theoretisch": in de praktijk zijn we nog vaak zwakke mensen, die hier nog niet helemaal aan beantwoorden. Akkoord: het wit van ons kleed drukt concreet gesproken vooral onze roeping uit - waar we naartoe worden getrokken - als ons verlangen...
Het witte kleed aantrekken is symbolisch dan ook niet alleen iets van één keer - het moment van ons doopsel - maar iets dat terugkomt, wat we moeten hernieuwen. De Paasmis laat ons niet toevallig van jaar tot jaar onze doopbeloften hernieuwen: bekleed met de nieuwe mens om vrij te kunnen leven en dus: liefhebben!
Tony, pastor