Ik herinner mij een oud verhaal, dat misschien nog uit mijn kindertijd komt en waarin de hemel met de hel werd vergeleken. Beiden bestonden uit lange tafels, waarop overvloedige spijzen stonden en waar veel mensen aan zaten, die allemaal verstijfde armen hadden, op zo'n manier dat ze het voedsel niet naar hun eigen mond konden brengen - omdat je daar natuurlijk je elleboog moet voor kunnen plooien. De hel was de plaats waar mensen aan die tafel zaten... en allemaal honger hadden. De hemel was de plaats waar de mensen hadden ontdekt dat ze het voedsel wel in elkanders mond konden krijgen en waar er dus feest was.
Ik moet daaraan denken in deze corona tijden. Als je - ook zonder stijve armen - telkens je eigen voedsel moet nemen, dat is de hemel niet. De hemel is maar waar we het voor elkaar kunnen bereiden, waar we het kunnen geven, waar we te gast mogen zijn. Het zou wel eens kunnen dat er veel "hemel" aan ons voorbijgaat deze dagen.
Niettemin verwarm ook ik mij aan die meer zeldzame - en dus des te meer kostbare - momenten waarop mensen erin slagen om ondanks de beperkingen toch iets voor elkaar te betekenen en dus een stukje hemel te brengen. Ja, de hemel is al een beetje nu en verder ook heel veel belofte aan later. Daar kunnen we nu al van dromen.
Ik bedenk nog dat Jezus bij het laatste avondmaal brood nam en het gaf. Hij gaf het. Dat Hij het was, die het gaf alleen al, maakte het tot de hemel.
Tony, pastor