donderdag 7 mei 2020

Vrijheid en geluk

Er werd hier al eerder op gealludeerd dat het leven onder de lockdown heel wat gelijkenissen heeft met het leven van de monniken. Het is zeer gereguleerd, men verblijft "in het slot" van het klooster, contacten met de buitenwereld zijn minimaal. Wie zou zich ooit hebben kunnen voorstellen dat heel onze samenleving gedurende meerdere weken - maanden - zou leven onder zo'n regime? Als iemand zoiets een paar maand geleden zou hebben durven voorspellen, zou dat in de oren van velen zonder meer als een horror scenario zijn aanhoord. Is de vrijheid niet ons hoogste goed? Is het feit dat ik vanavond zou kunnen gaan waarheen ik maar zin heb, niet de bron van mijn geluk?
Het blijkt toch niet zo simpel. Zijn we nu globaal echt minder gelukkig dan voor de lockdown? Leeft onze samenleving nu met een sluimerende volksopstand, die zich van dit regime zou willen ontdoen? Ik bedenk dat zelfs de monniken nooit verplicht zijn om in het kloosterregime te leven - in tegendeel: degenen die beginnen moeten een hele proeftijd door om in dat regime te mogen leven: velen worden gewoon niet toegelaten...
Toen ik nog een kleine jongen was, dacht ik dat een hond - zelf hadden wij geen huisdier - er altijd zou op uit zijn om weg te lopen en dat het dus nodig was om zo'n dier altijd - altijd - opgesloten (of aan de leiband) te houden. Ik had mij bij verre niet kunnen voorstellen dat een hond zou kunnen verlangen om bij het huisgezin te horen en te blijven. (Zoals in het evangelie van vorige zondag: de herder gaat voor de schapen uit - zij volgen hem dus. Waarom lopen zij niet weg?)
De reden blijkt niet eens ver te zoeken: niet de (keuze) vrijheid is de bron van mijn geluk. Geluk heeft altijd te maken met liefhebben - kunnen liefhebben en zelf bemind worden. Zou de échte vrijheid niet zijn: los van alles wat me daartoe afremt kunnen liefhebben?

Tony, pastor